De regels over de opzegtermijn zijn bepaald in artikel 7:671a Burgerlijk Wetboek en zijn in grote lijnen hetzelfde gebleven als vóór invoering van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ). In dit artikel komen de wettelijke uitgangspunten aan bod.
Moment van opzegging
Opzegging dient altijd tegen het einde van de maand te geschieden, tenzij partijen anders zijn overeengekomen.
Opzegtermijn werknemers
In beginsel geldt voor werknemers een opzegtermijn van één maand, maar van deze termijn mag schriftelijk worden afgeweken. Bij verlenging mag de termijn niet langer zijn dan zes maanden en voor de werkgever niet korter dan het dubbele van die voor de werknemer.
Opzegtermijn werkgevers
De door de werkgever in acht te nemen opzegtermijn is afhankelijk van de duur van het dienstverband. Deze bedraagt bij een arbeidsovereenkomst die op de dag van opzegging:
- korter dan vijf jaar heeft geduurd: één maand;
- vijf jaar of langer, maar korter dan tien jaar heeft geduurd: twee maanden;
- tien jaar of langer, maar korter dan vijftien jaar heeft geduurd: drie maanden;
- vijftien jaar of langer heeft geduurd: vier maanden.
Indien de werkgever toestemming heeft gekregen van het UWV voor het ontslag, wordt de door de werkgever in acht te nemen opzegtermijn verkort met de duur van de periode waarin het UWV de ontslagaanvraag heeft behandeld. Wel moet er altijd minimaal één maand opzegtermijn resteren.
Onregelmatige opzegging
Als één van de partijen opzegt zonder daarbij de juiste opzegtermijn in acht te nemen, wordt ook wel gesproken van een onregelmatige opzegging. Deze partij is dan aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren.
Advies
Heeft u bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst of juist bij het beëindigen hiervan vragen over de voor de werkgever of werknemer geldende opzegtermijn? Aarzel dan niet en neem direct contact op met ons kantoor. Wij staan u graag te woord.