In de wet (artikel 7:268 BW) zijn hieromtrent regels opgenomen. Of een persoon die samen met de overleden huurder in het gehuurde heeft gewoond daar na het overlijden mag blijven, hangt af van de situatie.
Medehuurder
Een medehuurder zet na het overlijden van de huurder de huur als huurder van rechtswege voort. Als echtgenoot of geregistreerd partner ben je automatisch medehuurder. Andere huisgenoten zijn pas medehuurder als op een daartoe strekkend verzoek positief is beslist door de verhuurder of door de rechter indien de verhuurder niet akkoord gaat. Ben je geen medehuurder, maar wel een huisgenoot of medebewoner, dan word je niet automatisch de nieuwe huurder.
Geen medehuurder, wel duurzame gemeenschappelijke huishouding
Een persoon die geen medehuurder is op het moment van overlijden van de huurder, maar wel zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft en met de overleden huurder een duurzame gemeenschappelijke huishouding heeft gehad, zet de huur voort gedurende zes maanden na het overlijden van de huurder. Binnen deze termijn kan de samenwoner een vordering bij de rechter indienen om de huur ook nadien voort te zetten.
De rechter zal dit verzoek in ieder geval afwijzen als degene die het verzoek indient niet kan aantonen dat hij of zij zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft, indien niet aangetoond kan worden dat de verzoeker met de overleden huurder een duurzame gemeenschappelijke huishouding heeft gehad, indien de verzoeker niet voldoende financiële waarborgen biedt voor nakoming van de huur of indien de verzoeker niet kan bewijzen dat er een huisvestigingsvergunning zal worden verkregen (indien van toepassing).
Met name de vraag of er sprake is geweest van een duurzame gemeenschappelijke huishouding leidt in de praktijk regelmatig tot discussie. Alle omstandigheden van het geval worden in aanmerking genomen voor beantwoording van deze vraag. Ten aanzien van inwonende kinderen wordt over het algemeen gezegd dat deze samenwoning geen duurzaam karakter heeft omdat kinderen op enig moment zullen “uitvliegen”.
Geen van bovengenoemde situaties is aan de orde
Indien er geen sprake is van een medehuurder en ook niet van een persoon die in het gehuurde zijn hoofdverblijf heeft en met de overleden huurder een duurzame gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd, dan eindigt de huur van rechtswege aan het eind van de tweede maand na het overlijden van de huurder.
Advies
Heeft u te maken met een vergelijkbare situatie en heeft u hierover vragen of zoekt u juridische ondersteuning? Neem dan contact op met onze huurrechtadvocaat, mr. Floris de Moel, zodat hij u aan de hand van uw specifieke situatie kan adviseren over de gevolgen voor de huurovereenkomst.