Kan werkgever de schade, als gevolg van diefstal van een leaseauto tijdens prive-gebruik, op werknemer verhalen? Deze vraag is beoordeeld door het Gerechtshof en de Hoge Raad aan de hand van artikel 7:611 Burgerlijk Wetboek (goed werknemer- en goed werkgeverschap) en artikel 7:661 Burgerlijk Wetboek (aansprakelijkheid werknemer voor schade).
Casus
Werknemer is in dienst van APG. In 2007 is door APG aan werknemer een leaseauto ter beschikking gesteld. De voorwaarden die op de leaseauto van toepassing zijn, zijn neergelegd in een leaseregeling. APG heeft een leasecontract gesloten met Leaseplan, die de leaseauto vervolgens heeft verzekerd.
In de leaseregeling is onder andere bepaald dat werknemer de auto voor privédoeleinden mag gebruiken. Daarnaast is in de leaseregeling de bepaling opgenomen dat schade als gevolg van opzet, grove schuld en roekeloos of onzorgvuldig handelen op werknemer verhaald zal worden.
In 2009 is de leaseauto gestolen. Werknemer zou zijn sleutelbos (inclusief voertuigsleutel) op de voordeur van een woning hebben laten zitten. Vervolgens is de sleutelbos door onbekenden weggenomen en is de leaseauto gestolen.
Naar aanleiding van de diefstal heeft er, in opdracht van Leaseplan, een onderzoek plaatsgevonden. De conclusie van dit onderzoek is dat werknemer niet zorgvuldig is omgegaan met de voertuigsleutel en de diefstal van de leaseauto voorkomen had kunnen worden. In onderhavige casus wordt de werknemer dan ook roekeloosheid/ onzorgvuldig handelen verweten, waardoor Leaseplan niet tot uitkering overgaat. Leaseplan brengt haar schade derhalve bij APG in rekening. APG start vervolgens een gerechtelijke procedure jegens werknemer om deze schade op hem te verhalen.
Standpunt APG
APG vordert dat werknemer aansprakelijk wordt gesteld voor de schade als gevolg van de diefstal van de leaseauto. Ten eerste omdat er volgens APG sprake is van een onrechtmatige daad, ten tweede op grond van artikel 7:661 Burgerlijk Wetboek, inhoudende dat werknemer de schade van werkgever dient te vergoeden, als deze schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid. Meer in het bijzonder omdat er sprake zou zijn van schending van artikel 7:611 Burgerlijk Wetboek (werknemer dient zich als goed werknemer te gedragen). De vorderingen van APG zijn in eerste aanleg door de rechter en vervolgens in appel afgewezen. APG is hierna in cassatie gegaan.
Oordeel Hof en Hoge Raad
In beginsel komt schade die door werknemer is ontstaan tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, ex artikel 7:661 Burgerlijk Wetboek, voor rekening van werkgever. Enkel indien er sprake zou zijn van opzet of bewuste roekeloosheid, kan werkgever de schade aan werknemer doorbelasten. In onderhavige kwestie is artikel 7:661 Burgerlijk Wetboek echter uitgesloten. De schade is immers ontstaan tijdens privégebruik van de auto en niet in de uitvoering van de arbeidsovereenkomst.
De vraag is nu of werkgever de schade op een andere manier op werknemer kan verhalen.
In artikel 7:952 Burgerlijk Wetboek is bepaald dat de verzekeraar geen schade vergoedt aan de verzekerde, indien de schade met opzet of door roekeloosheid is veroorzaakt. In het leasecontract tussen APG en de leasemaatschappij is voornoemde wettelijke bepaling uitgebreid. De verzekering biedt namelijk ook geen dekking indien er sprake is van grove schuld, grove roekeloosheid of onzorgvuldig handelen. Er is aldus sprake van een beperktere dekking dan het wettelijk uitgangspunt.
Bij het overeenkomen van het leasecontract was werknemer gehouden aan de contractskeuze van werkgever. Werknemer was zich dan ook niet bewust van het feit dat eigen nalatigheid of onvoorzichtigheid niet verzekerd zou zijn.
De Hoge Raad oordeelt hieromtrent als volgt:
“(…) De eis van goed werkgeverschap (artikel 7:611 Burgerlijk Wetboek) brengt mee dat een werkgever niet-verzekerde schade (…) niet op de werknemer kan verhalen indien deze schade wel gedekt zou zijn bij een gebruikelijke verzekering, die alleen geen dekking biedt bij opzet en roekeloosheid. Een andere regel zou immers meebrengen dat de werknemer wordt blootgesteld aan een risico waarvan hij veelal niet of in onvoldoende mate zal zijn doordrongen, zelfs indien hij daarvoor is gewaarschuwd – doordat hij niet zelf de keuze voor de verzekering heeft gemaakt, maar deze door de werkgever is gemaakt – en dat hij, gelet op de omvang ervan, veelal niet zal kunnen dragen of had willen lopen, terwijl dat risico eenvoudig te ontgaan zou zijn geweest door een meer volledige verzekering af te sluiten.”
Met verwijzing naar het bovenstaande stelt de Hoge Raad dus dat de werkgever de niet-verzekerde schade niet kan verhalen op de werknemer, indien de werknemer vooraf geen zeggenschap heeft gehad over de soort verzekering en de dekkingsvoorwaarden.
De Hoge Raad geeft verder wel aan dat de meerkosten van een dergelijke (omvangrijkere) verzekering op de werknemer verhaalt kunnen worden.
Uitzondering
Indien werkgever de werknemer nadrukkelijk zelf laat kiezen tussen een volledige verzekering en een beperkte verzekering en de werknemer kiest expliciet voor een beperkte verzekering, dan is in dat geval de niet-gedekte schade wel op de werknemer te verhalen.
Advies
Mocht u advies nodig hebben over een geschil dat aansluit bij voornoemde materie of heeft u een andere arbeidsrechtelijke vraag, dan kunt u contact opnemen met ons kantoor.