Artikel 7:628a BW geeft de werknemer aanspraak op drie uur loon per aaneengesloten werkperiode. Wanneer de werkgever de werknemer oproept om ’s morgens en ’s avonds te werken, is er in beginsel sprake van twee afzonderlijke werkperiodes. De werknemer heeft dan zowel ’s morgens als ’s avonds recht op uitbetaling van ten minste drie uur loon.
Maar wat als een werknemer op een dag veel vaker wordt opgeroepen om korte periodes te werken. Moet de werkgever dan per periode 3 uur loon betalen?
Op 19 juli 2011 heeft het Gerechtshof Leeuwarden in hoger beroep een uitspraak gedaan in een zaak waarbij een werkneemster achterstallig loon vorderde op basis van oproepen van 3 uur per periode. Wat was het geval?
Casus
Werkgever exploiteert een taxibedrijf. Werkneemster is bij het taxibedrijf in dienst geweest voor 12 uur per week. Zij verzorgde het schoolvervoer voor kinderen. De tijdstippen van deze schoolritten hingen af van de schooltijden en de te rijden routes werden aan het begin van het schooljaar vastgesteld. Werkneemster hield deze ritten bij op een rittenstaat en daarop noteerde zij begin- en eindtijdstip van de rit. Naast het schoolvervoer verzorgde werkneemster ook taxiritten op wisselende tijdstippen. Dergelijke ritten werden ofwel de dag ervoor via een rooster kenbaar gemaakt ofwel op de dag telefonisch aan haar opgedragen. Deze ritten sloten niet altijd aan op het begin of einde van de schoolritten.
Werkneemster heeft achterstallig loon gevorderd met een beroep op artikel 7:628a van het Burgerlijk Wetboek.
Juridisch kader
In artikel 7:628a BW is bepaald:
1. Indien een arbeidsomvang van minder dan 15 uur per week is overeengekomen en de tijdstippen waarop de arbeid moet worden verricht niet zijn vastgelegd, dan wel indien de omvang van de arbeid niet of niet eenduidig is vastgelegd, heeft de werknemer voor iedere periode van minder dan drie uur waarin hij arbeid heeft verricht, recht op het loon waarop hij aanspraak zou hebben indien hij drie uur arbeid zou hebben verricht.
2. Van dit artikel kan niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken.
Deze bij de Wet Flexibiliteit en zekerheid ingevoerde bepaling strekt ertoe dat de werkgever de arbeid zo organiseert dat diensten of perioden van minder dan drie uur, waarbij ook nog onduidelijkheid bestaat over tijdstippen en arbeidsduur, zo veel mogelijk worden voorkomen. Indien partijen de arbeidsvoorwaarden wat betreft tijdstippen en duur duidelijk regelen, speelt het artikel geen rol en behoeft niet meer dan de werkelijke arbeidstijd te worden beloond. Van deze bepaling kan niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken (artikel 7:628a lid 2), ook niet bij cao. Doe je dat toch, dan is deze overeenkomst/afspraak (althans de bepaling) nietig en kan de werknemer alsnog (ook met terugwerkende kracht) een loonvordering instellen.
Vervolg uitspraak
In het geval van het taxibedrijf vorderde werkneemster met terugwerkende kracht loon, waarbij werkneemster iedere taxirit (van minder dan 3 uur) voor 3 uur uitbetaald wenste te krijgen.
Eerste aanleg
Volgens de kantonrechter Heerenveen d.d. 20 mei 2009 diende deze casus als volgt te worden beoordeeld.
“Uit het door werkneemster bij inleidende dagvaarding overgelegde overzicht van rittijden blijkt dat werkneemster veelvuldig (behalve de 2 schoolritten) apart geregistreerde taxiritten reed. Dit aantal varieerde (blijkens het overzicht) van 1 tot 5 per dag. De kantonrechter begrijpt dat werkneemster zich op het standpunt stelt dat art. 7:628a BW aldus moet worden uitgelegd dat iedere school- en (apart geregistreerde) taxirit als een periode van minder dan 3 uur in de zin van het vorenbedoelde artikel moet worden beschouwd en dat zij telkens (voor iedere school- en taxirit) aanspraak kan maken op een vergoeding van 3 uur in plaats van de werkelijk met de betreffende rit gemoeide tijd.”
Volgens de kantonrechter kan werkneemster in deze uitleg niet worden gevolgd. Betreffende de schoolritten is sprake van een vast patroon van werkzaamheden dat werkneemster de schoolroutes (’s ochtends en ’s middags) verzorgde. Deze schoolroutes werden aan het begin van het betreffende schooljaar (voor het gehele schooljaar) op het kantoor van werkgever vastgesteld. Dit impliceert dat werkneemster aan het begin van ieder schooljaar wist welke schoolroutes zij dat schooljaar ’s ochtends en ’s middags diende te rijden en welke tijd daar (ongeveer) mee gemoeid was. In zoverre was dus sprake van duidelijke afspraken over het arbeidspatroon. Aldus moet worden geoordeeld dat in zoverre artikel 7:628a BW niet toepasselijk is en dat werknemer uitbetaald krijgt op basis van werkelijk gemaakte uren.
Betreffende de apart geregistreerde taxiritten overweegt de kantonrechter dat:
“De visie van werkneemster zou tot gevolg hebben dat zij over bijvoorbeeld 11 augustus 2006, op welke dag 7 ritten (inclusief de beide schoolritten) en een totale tijdsbesteding van 295 minuten geregistreerd staan, aanspraak zou kunnen maken op een vergoeding voor 21 (7 × 3) gewerkte uren. Dit kan niet de bedoeling van art. 7:628a BW zijn.”
Naar het oordeel van de kantonrechter brengt een redelijke uitleg van art. 7:628a BW mee dat werkneemster voor haar beschikbaarheid om taxiritten te rijden op de dagen dat zij schoolritten verzorgde, aanspraak kan maken op een vergoeding voor 3 uren arbeid indien zij op de betreffende dag één of meer apart geregistreerde taxiritten heeft gereden en de totaal daarmee gemoeide tijd minder is dan 3 uur. Deze beschikbaarheid om taxiritten te rijden moet (in geval op de betreffende dag tenminste één taxirit is gereden) worden beschouwd als een periode van minder dan drie uur waarin zij arbeid heeft verricht in de zin van art. 7:628a BW. Daarbij is van belang dat art. 7:628a BW beoogt onzekerheid over de tijdstippen waarop arbeid verricht moet worden te compenseren en dat in de onderhavige zaak van onzekerheid in die zin geen sprake is omdat er duidelijkheid bestaat over de te rijden schoolritten.
Hoger beroep
In hoger beroep neemt het Gerechtshof Leeuwaarden het oordeel van de kantonrechter deels over.
Met betrekking tot de schoolroutes is er volgens het Hof sprake van een duidelijk arbeidspatroon. Het was werkneemster bij aanvang van het schooljaar duidelijk dat zij in ieder geval op schooldagen en afhankelijk van de schooltijden ’s morgens en ’s middags een rit diende te maken. Op basis daarvan concludeert het Hof dat het taxibedrijf dan ook mocht volstaan met betaling voor deze schoolritten op basis van de werkelijke rittijden, ook al duurden deze schooldiensten korter dan 3 uur.
Werkneemster is het niet eens met het oordeel van de kantonrechter dat de werkelijke rijtijden van alle door haar apart geregistreerde ritten op een dag, niet zijnde schoolritten, bij elkaar opgeteld moeten worden en dat, voor zover die optelsom leidt tot een tijdsbeslag van minder dan 3 uur, het daarvoor verschuldigde loon berekend moet worden over 3 uur, en anders over de werkelijk gereden tijd.
Volgens het Hof is deze grief gegrond. Bij deze wijze van optelling wordt geen rekening gehouden met de tussen de ritten gelegen tijd, en dat strookt niet met de in de bedoeling van artikel 7:628a BW. Anderzijds brengt artikel 7:628a BW naar het oordeel van het Hof ook niet met zich mee dat op één dag voor iedere rit, niet zijnde een schoolrit, onafhankelijk van de tussen de ritten gelegen tijd steeds tenminste 3 uur moet worden uitbetaald. Deze benadering leidt tot de ongerijmde consequentie dat werkgever werkneemster op bepaalde dagen 18 uur zou moeten uitbetalen, waarmee voor bepaalde delen van de dag dubbel betaald zou moeten worden. Naar het oordeel van het Hof kan dat niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest. Er zal dan ook een nieuwe berekening gemaakt moeten worden.
Samenvatting
Uit de hiervoor genoemde uitspraak kan worden afgeleid dat werkzaamheden die volgens een (min of meer) vast patroon worden uitgevoerd niet onder artikel 7:628a BW vallen en dat gewoon de werkelijke tijd mag worden uitgekeerd. Losse oproepen vallen wel onder het bereik van artikel 7:628a BW. Dit betekent dat per oproep in beginsel 3 uur moet worden uitbetaald, behoudens de gevallen dat oproepen binnen het bereik van de vorige oproep van 3 uur liggen.
Advies?
Heeft u vragen over deze materie, dan kunt u contact opnemen met ons kantoor.
Neem contact op met ons kantoor
Geef een reactie