De Minister van Justitie heeft recent een wetsvoorstel ingediend ter maximering van de incassokosten. De regeling beoogt de vergoeding voor incassokosten te maximeren. Met name consumenten en kleine bedrijven moeten volgens de Minister worden beschermd tegen onredelijk hoge incassokosten.
De Minister stelt voor om vorderingen met een hoofdsom van ten hoogste 25.000 euro een maximale vergoeding voor incassokosten vast te leggen. De maximale vergoeding voor incassokosten wordt op basis van de nieuwe wet berekend als percentage van het verschuldigde bedrag. Dit percentage wordt lager naarmate de vordering hoger wordt. Ook wordt voorgesteld een minimum bedrag als vergoeding op te nemen. Het moet immers voor schuldeisers ook mogelijk zijn kleine vorderingen te innen en daarvoor incassohandelingen te verrichten.
De maatstaf voor het bepalen van de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is opgenomen in artikel 96 lid 2 onder c van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. In dit artikel is bepaald dat als vermogensschade mede voor vergoeding in aanmerking komen redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Volgens de jurisprudentie geldt hierbij een dubbele redelijkheidstoets: niet alleen moet het maken van de incassokosten redelijk zijn, maar ook moet de omvang van deze kosten redelijk zijn. Partijen kunnen ook afspraken maken over de hoogte van de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten.
In veel gevallen wordt overeengekomen dat de buitengerechtelijke kosten een vast bedrag (of een bepaald percentage) van de verschuldigde som bedragen. Op grond van artikel 242 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de rechter echter de overeengekomen buitengerechtelijke incassokosten matigen. Rechters zijn daarbij veelal geneigd om conform de aanbevelingen in het rapport Voor-werk II te besluiten.
Volgens de Minister biedt de norm van artikel 6:96 lid 2 onder c BW onvoldoende houvast in de buitengerechtelijke fase. De schuldenaar die geconfronteerd wordt met incassokosten verkeert vaak in onzekerheid over de redelijkheid van de in rekening gebrachte kosten. Zeker kleinere vorderingen zal de schuldenaar het vaak niet op een rechtszaak laten aankomen. De onzekerheid van artikel 6:96 BW zou volgens de Minister kunnen worden vermeden door de daarin opgenomen norm nader in te vullen. Dit biedt niet alleen aan de schuldenaar, maar ook aan de schuldeiser duidelijkheid over de buitengerechtelijke incassokosten die hij of zij in rekening kan brengen.
Geef een reactie