In de bouw is het gebruikelijk dat een (hoofd-) aannemer voor bepaalde werkzaamheden een onderaannemer inschakelt, die dan een gedeelte van de werkzaamheden uitvoert die de opdrachtgever met de (hoofd-) aannemer is overeengekomen. Wanneer deze onderaannemer fouten maakt, kan de opdrachtgever de (hoofd-) aannemer hierop aanspreken en voor de schade aansprakelijk stellen. De (hoofd)aannemer heeft op zijn beurt weer de mogelijkheid om de onderaannemer voor diens wanprestatie aan te spreken.
In de huidige economische malaise in de bouw, kan het echter voorkomen dat de (hoofd)aannemer failliet gaat, dan wel dat deze geen verhaal meer biedt, op het moment dat de wanprestatie van de onderaannemer aan het licht komt.
Aangezien er hier slechts een contractuele relatie bestaat tussen de (hoofd)aannemer en de opdrachtgever, kan de opdrachtgever in deze situatie niet rechtstreeks met succes de onderaannemer wegens wanprestatie aansprakelijk stellen.
Onrechtmatige daad
Ondanks dat een schadevordering op grond van een wanprestatie geen oplossing biedt voor de opdrachtgever om de onderaannemer rechtstreeks aan te spreken, biedt een vordering op grond van onrechtmatige daad dit mogelijk wel.
De Hoge Raad oordeelt in een arrest van 20 januari 2012 dat de onderaannemer in het algemeen rekening dient te houden met de belangen van opdrachtgever en opdrachtgever in het algemeen erop mag vertrouwen dat de onderaannemer dit doet. Ondanks dat wanprestatie van de onderaannemer jegens de (hoofd)aannemer op zich nog geen onrechtmatige daad jegens de opdrachtgever hoeft op te leveren, dient de onderaannemer zich jegens opdrachtgever wel zorgvuldig te gedragen overeenkomstig het volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betamelijk is. Doet de onderaannemer dit niet, kan hij op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk gesteld worden voor de fouten in zijn werkzaamheden.
De Hoge Raad volgt in dit arrest de gedachtenlijn van een eerder arrest van 24 september 2004, waarin duidelijke criteria worden gevormd voor de mogelijkheden om een onderaannemer rechtstreeks op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk te stellen voor foutief geleverde werkzaamheden.
In deze uitspraak is bepaald dat bij de beoordeling of een onderaannemer op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk gesteld kan worden, rekening moet worden gehouden met de omstandigheden van het geval, zoals de hoedanigheid van alle betrokken partijen, de aard en strekking van de desbetreffende overeenkomst, de wijze waarop de belangen van derden daarbij zijn betrokken, de vraag of deze betrokkenheid voor de contractant kenbaar was, de vraag of derden erop mochten vertrouwen dat zijn belangen zouden worden ontzien, de vraag in hoeverre het voor contractant bezwaarlijk zou zijn met de belangen van derden rekening te houden, de aard en omvang van het nadeel dat voor derden dreigt en de vraag of van hen kan worden verlangt dat zij zich daartegen hadden ingedekt, alsmede de redelijkheid van een eventueel aan derden aangeboden schadeloosstelling.
Welke omstandigheden doorslaggevend zijn om met succes een onderaannemer op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk te stellen, dient per geval beoordeeld te worden. De arresten van 20 januari 2012 en van 24 september 2004 bieden in ieder geval mogelijkheden voor een opdrachtgever om een onderaannemer aansprakelijk te stellen voor toerekenbare tekortkomingen in de door deze geleverde werkzaamheden.
Vragen en/of advies
Mocht u vragen hebben over de mogelijkheden om uw onderaannemer aansprakelijk te stellen, wanneer uw (hoofd)aannemer geen verhaal meer biedt, dan kunt u contact opnemen met mr. Floris de Moel.
Geef een reactie